Joost van Genabeek is senior research scientist bij TNO. Roos Schelvis is research scientist bij TNO.
Joost: “Ik ben betrokken geweest bij de voorbereiding van het ZonMw programma Participatie en Gezondheid. Het doel van dat programma was om de toepasbaarheid en effectiviteit van interventies te onderzoeken. Toen dit programma van start ging, zijn we bij TNO op zoek gegaan naar partijen die interessante interventies ontwikkelen.”
“Ik kwam al snel uit bij HWG. De eigenaar van HWG, Edda Heijting, is een interessante vrouw met sterke uitgangspunten en veel ervaring. Samen wilden we onderzoeken of haar interventie, De Heuristische Methode, gezondheid en werkplezier van medewerkers doet toenemen.”
Roos: “ HWG bracht veel ervaring mee. HWG was in staat goed te manoeuvreren in lastige situaties. De Heuristische Methode (DHM) is al meer dan 100 keer naar tevredenheid uitgevoerd, in verschillende publieke en private organisaties. Maar de werkzaamheid van DHM was nog niet wetenschappelijk getest.”
Werkplezier en burnout
Joost: “De problematiek is interessant. Neemt het werkplezier toe en nemen de voortekenen van burnout af bij een interventie die organisatiebreed en 'bottom-up' is opgezet? Dus wanneer de maatregelen niet opgelegd zijn door het management maar met inspraak van iedereen worden genomen?”
Roos: “Een op de vijf medewerkers in het mbo ervaart burnoutverschijnselen. Uit de literatuur over stressinterventies hadden we aanwijzingen dat een organisatiebrede aanpak van stress beter werkt dan een individuele aanpak. Het is kort gezegd effectiever als bedrijven met hun werknemers het beleid verbeteren dan wanneer ze mensen op bijvoorbeeld een cursus timemanagement sturen.”
Twee ROC's doen mee
Joost: “We hebben via de MBO Raad twee ROC's gevonden die wilden meewerken: het Friesland College en het ROC Horizon College (Noord-Holland). We wisten dat groepsinterventies al met succes werden ingezet om uitkeringsgerechtigden aan het werk te helpen. Het is bekend dat mensen elkaar in groepsverband positief kunnen beïnvloeden. We vroegen ons af of dit ook zo zou zijn met personeel in een arbeidsorganisatie.”
Roos: “De Heuristische Methode van de Heijting Weerts Groep is een gestructureerde werkwijze. In de eerste fase, de behoeftebepaling, inventariseert de facilitator van de Heijting Weerts Groep wat medewerkers willen. Dit gebeurt door interviews, vragenlijsten en in groepssessies. De uitkomst van elke stap wordt steeds met alle medewerkers gedeeld en de tussenstappen resulteren uiteindelijk in een plan van aanpak.”
Joost: “We toetsen de werking van DHM door bij de scholen een testgroep en een controlegroep van medewerkers samen te stellen. We vergelijken de gezondheid en het werkplezier van enerzijds een groep medewerkers die heeft deelgenomen aan de interventie en anderzijds een groep die niet deelnam. We hanteren verschillende meetmethoden en -momenten: vragenlijsten bij het begin, na één jaar en na twee jaar, interviews na één en twee jaar en doorlopende observaties van de onderzoeker gebundeld in een logboek.”
Lerarenkamer
Roos: “In de eerste fase van behoeftebepaling merken medewerkers dat er naar hen geluisterd wordt. In de implementatiefase zien ze dat hun wensen ook echt uitgevoerd worden. Bij een van de ROC’s misten de leraren bijvoorbeeld een plek om elkaar te ontmoeten. Er is daar een lerarenkamer ingericht. Ook is er een nieuwe functionerings- en beoordelingscyclus ontworpen en geïmplementeerd.”
Joost: “Een spannende fase van de interventie is het moment dat het management zich achter het plan van aanpak moet scharen. Wil een interventie als deze werken, dan is het een voorwaarde dat de verhouding tussen personeel en management constructief is. Een andere voorwaarde is dat de eerste stappen in de uitvoering tijdig gezet worden. Als dit te lang duurt, verliezen de medewerkers het vertrouwen dat er iets met hun input gedaan wordt.”
Resultaten
Joost: “Het wetenschappelijk onderzoeken van een dergelijke interventie in de praktijk is een kwetsbaar proces. Een risico is dat er op de school veranderingen gaande zijn die het mogelijke effect verstoren, bijvoorbeeld een reorganisatie of wisselingen in het managementteam. Om dit te ondervangen onderzoeken we ook hoe de methode is toegepast en wat er gedurende de looptijd van de interventie is veranderd in de context. Eind 2014 komen we met de definitieve resultaten.”