Nabij ons huis ligt een mooi park aan de rivier. Op warme dagen liggen de zonaanbidders op het grasveld. De banken aan het water zijn steevast bezet. In Corona-tijd wordt gehandhaafd op groepen. De boa’s hebben het zwaar; je verdedigen in de richting van goedgebekte studenten en hangjongeren is geen prettige klus. En daar was de discussie: “Wij zijn jong en het RIVM zegt dat wij er niets van krijgen. Dus waar bemoei je je mee.” De hangjongeren deden mee: “Jullie hebben zeker een klein lulletje? Om zo tegen ons tekeer te gaan.” De politie was in aantocht. Dat werden bekeuringen. Daar had niemand op gerekend.
In de vroege morgen trof ik het hele grasveld aan met vuilnis. Bij de banken was het niet anders. Zo gaat dat met mooi weer. In de avondzon moet ook gegeten worden, AH is om de hoek. In de nacht maken de ratten de verspreiding van het afval compleet. Meer en grotere prullenbakken durft de gemeente niet aan; het nodigt uit tot het dumpen van vuilniszakken.
Al die mannen die handhaven en het bestaan leefbaar houden, de ‘kleine lulletjes’, starten vroeg in de morgen. Om het anderhalve meter gedrag te stroomlijnen en de rotzooi op te ruimen. Hoezo een klein lulletje?
Edda Heijting